Huis te(r) Woude staat in de Ridderwaardpolder in Ridderkerk. Vandaag de dag rest er alleen nog een stukje ruïne. Het kasteeltje werd pas in 1968 herontdekt nadat het een dikke 800 jaar onder de slib verborgen had gelegen. In 1914 kwam oud KNIL soldaat, Wout Post in het bezit van de grond waarop het kasteeltje verborgen lag. Ook de kinderen van Post die het landje erfden, vonden het een slecht stukje grond waarop niets wilde groeien tussen al dat rondslingerende gesteente. Dit deed echter bij de voorzitter van de Stichting Oud Ridderkerk een licht opgaan. De voorzitter schakelde archeoloog R. Hoek in. Vanaf 1969 werden de resten van Huis te Woude volledig opgegraven en archeologisch onderzocht. De muren die in 1418 door de Hoeken werden omgetrokken lagen nog steeds in de oude slotgracht; daardoor kon men een goed beeld krijgen van het kasteel. Zo werd ontdekt dat de begane grond van het kasteel niet bewoond werd, omdat daar geen gemak (toilet) was en het daglicht slechts door lichtsleuven binnenkwam. De eerste verdieping bleek daarentegen wel geschikt te zijn voor bewoning: daar stond niet alleen een gemak, maar ook een schouw met daarnaast een groot raam. Door de aanwezigheid van afvoerkanalen voor meerdere gemakken kon men afleiden dat het de bedoeling was geweest om de toren van twee extra verdiepingen te voorzien, wat nooit heeft kunnen gebeuren. In 1971 werden de funderingen van het kasteel geconsolideerd. Omdat de omgetrokken muren van de zuidwesthoek van het kasteel nog in bijzonder grote brokken in de gracht lagen, konden die eenvoudig weer overeind worden gezet.
Het kasteel werd vernoemd naar het adellijke geslacht van den Woude, dat al in documenten uit 1281 genoemd wordt. De van den Woudes kregen de omgeving van het kasteel, het Sluterland bij de Merwede, in leen van Willem V. graaf van Holland, omdat zij aan de zijde van de Kabeljauwen van de graaf Willem V meegestreden hadden in de strijd over de zeggenschap over het graafschap, tegen zijn moeder Margaretha van Beieren (Hoeken). Met de bouw van het kasteel met een grondplan van 15 bij 20 meter, werd in 1371 gestart, in opdracht van Willem van den Woude. De werkzaamheden werden echter al in 1373 gestopt omdat het kasteel door de Valentijnsvloed onder water was komen te staan. Omdat Willems zoon, Hugo van de Woude Willemz. in 1398 kinderloos stierf, erfde zijn neef Willem van Mijnden de heerlijkheid.
De Riederwaard werd in 1404 gedeeltelijk herbedijkt waardoor in 1418 met de wederopbouw en uitbreiding van het kasteeltje kon worden begonnen. Maar in datzelfde jaar werden de muren echter in de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, door de Hoeken neergehaald om te voorkomen dat hun tegenstander het kasteel als steunpunt konden gebruiken. Tijdens de sint Elisabethsvloed van 1421 verdween de ruïne geheel onder een dikke laag slib en bleven de resten zo’n 800 jaar onopgemerkt..
Vanaf 1440 begon men opnieuw met de inpoldering, maar nu goed; met stevige dijken en een goed afwateringssysteem Een deel van de heerlijkheid kwam buitendijks te liggen.