Kastelen & buitenplaatsen in Nederland
Guus Pauwels

Laatste update

12 mei 2017

Bezoeker

Home.
Brabant.
Drenthe.
Flevoland.
Friesland.
Gelderland.
Groningen.
Limburg.
Noord Holland.
Overijssel.
Utrecht.
Zeeland.
Zuid Holland.
Diversen .
Beschrijving Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
alle gegevens op een rij
Kemnade

 

 Kasteel de Kemnade

De Kemnade 1

7048 AC Wijnbergen

Gemeente: Montferland

Provincie Gelderland

 

 

Weergave op de kaart

Noorderbreedte

Oosterlengte

51° 56′ 20″ N

6° 17′ 50″ E

 

De Kemnade is een klein kasteel in Wijnbergen, in de voormalige gemeente Bergh, thans gemeente Montferland. Omdat het privébezit is, is het ontoegankelijk voor bezoekers. Het ligt tussen Etten, Wijnbergen en Braamt aan de westelijke oever van de Oude IJssel, aan de Warmseweg en aan een zijtak van de rivier de Oude IJssel, het Waalse Water. Daardoor heeft het een schilderachtige uitstraling.
De vroegste historie is tamelijk ingewikkeld; Johan en Steven van der Kemnade moeten het huis vóór 1475 overgedragen hebben aan Dirck Baer, die op de één of andere manier zijn bezit kwijtgeraakt was aan Evert van Heeckeren genaamd Ulft. Na veel geharrewar kwam men in 1482 tot een vergelijk. Evert van Ulft zou de Kemnade behouden, dan wel in bezit krijgen en de gebroeders Van der Kemnade kregen het tegen betaling in pandschap. Maar in 1517 droeg Johan het goed over aan Agnes van Ulft, gehuwd met Reyner van Aeswyn. De laatste van dit geslacht Antoinetta van Aeswyn, verkocht de Kemnade en in 1670 werd Hendrik Bentinck ermee beleend.
Via Hendriks zoon, eveneens Hendrik geheten, kwam het goed in 1675 aan diens zwager Willem Frans van Doetinchem, die het in 1711 overdeed aan Allard Schimmelpenninck. Allard was bepaald geen goed financier en zijn dochters zijn dan ook genoodzaakt om de Kemnade te verkopen en deden dit aan Anthon de Lalane de Duthay. Diens zoon Claudius Henricus verkocht zijn erfgoed in 1749 aan Ludolph Hendrik Borchard Silvius van Heeckeren. Hij kreeg in 1750 toestemming om het recht van havezate te mogen verleggen van Waliën op de Kemnade.
De erven Van Heeckeren in 1804 verkochten in 1806 het landgoed aan viceadmiraal Carel Hendrik Ver Huell, Comte de l'Empire (rijksgraaf). Door zijn pro-Franse houding zag hij zich genoodzaakt zich na de val van Napoleon in Parijs te vestigen, terwijl zijn echtgenote, Maria Johanna gravin VerHuell - de Bruyn, de Kemnade bleef bewonen. Na haar overlijden in 1858 werd het kasteel in 1860 verkocht aan Jacobus Albrecht Insinger, die het bouwvallige kasteel in 1862 liet slopen, op de toren na.
In 1889 had hij kennelijk genoeg van zijn bezit en verkocht het aan P.J. Landry, die op de kelders van het kasteel een schuur liet bouwen. De volgende koper, C. Misset in 1920, liet die schuur verbouwen tot woonhuis. Dan werd omstreeks 1952 W. Sax eigenaar, die een deel van het grondbezit vervreemdde en in 1955 de rest met de toren verkocht aan jhr. mr. Johan Anthony Beelaerts van Blokland (1924-2007), echtgenoot van jkvr. Agnies Pauw van Wieldrecht (1927-2013).
De nieuwe eigenaar liet de aanbouw slopen en aan de toren, die van buiten zestienhoekig, maar van binnen rond is, werd in 1957 op de oude kelders een huis in 18e eeuwse stijl gebouwd. De toren is 16e-eeuws en maakt de indruk, opgetrokken te zijn van afbraakmateriaal. Hij bevat twee boven elkaar gelegen kelders.
Er zijn veel meer huizen met de naam Kemnade geweest. De naam moet zijn afgeleid van het Latijnse woord caminus, waarmee een haard of stookplaats aangeduid wordt. Een huis met een stookplaats heette in de middeleeuwen een caminata of kemenade 
  • Stichtingsperiode

    • 14e eeuw
  • Typologie

    • Onbekend Het is onduidelijk wat precies de middeleeuwse typologie is geweest van de Kemnade.
  • Status

    • Het hoofdgebouw bestaat uit een toren en een gedeelte van de kelders van het oude huis De Kemnade waarop in 1957 een nieuw gebouw is neergezet. De aan de buitenzijde zestienhoekig en aan de binnenzijde ronde toren dateert van omstreeks 1500. De toren is opgetrokken van rode baksteen, afgewisseld door natuurstenen banden. De twee boven elkaar gelegen ruimtes zijn met kruisribgewelven afgedekt. De ribben worden in het midden door een achtzijdige pijler opgevangen. Op verschillende plaatsen zijn vensters ingehakt. Van de oude kelders behorende tot het 15de-eeuwse huis is alleen de kelder onder het gebouw van 1957 bewaard gebleven. De tweede kelder, onder het huidige terras, is in 1957 gedicht. De kelder wordt overwelfd door een kruisribgewelf dat in het midden wordt opgevangen door een vierkante pijler met inspringende hoeken
  • Bouwgeschiedenis

    • Het is onduidelijk hoe de Middeleeuwse Kemnade er precies heeft uitgezien. De tekening uit de negentiende eeuw laten zien dat het huis in die periode bestond uit een breed, rechthoekig gebouw, met aan weerszijden een overhoeks geplaatste vleugel. Daarbij was de noordoostelijke vleugel naar het noordoosten gericht en de zuidwestelijke vleugel naar het zuidoosten. Zo kreeg het vooraanzicht van het gebouw een min of meer halfronde vorm. Op de noordwesthoek van het complex bevond zich een grote ronde toren, de dateert uit de zestiende eeuw. Deze toren staat er nog steeds. De toren is zestienhoekig en bevat twee boven elkaar gelegen kelders. Daarvan wordt de onderste kelder gedekt door zes bogen, die rusten op een achtkantige pijler. Men heeft de toren gebouwd van afwisselende lagen donkere en lichte stenen. Dit motief laat ook een aan de toren grenzende vleugel zien op een tekening die de situatie in 1720 weergeeft. In 1862 heeft Jacobus Albrecht Insinger het bouwvallige kasteel laten afbreken op de toren na. De volgende eigenaar, P.J. Landry liet op de fundamenten van het kasteel ten noordoosten van de toren een schuur bouwen. C. Misset verbouwde deze schuur tot een woonhuis. Deze aanbouw is tenslotte afgebroken door jonkheer A.J. Beelaerts van Blokland. Voor hem ontwierp de architect H. Korswagen een huis in achttiende-eeuwse stijl, dat in 1957 eveneens op de kelders ten zuidoosten van de toren werd gebouwd. Deze eigenaar liet ook de toren restaureren. Bij deze gelegenheid kreeg de toren weer een spits volgens het oorspronkelijke model.
  • Bezitsgeschiedenis

    • Johan van der Kemnade is vroegst bekende bezitter van de Kemnade. In 1371 werd zijn zoon Steven door de graaf van Kleef beleend met het borchleen te Aspel. Dit borchleen moet de Kemnade of de hofstad Wijnbergen geweest zijn, die steeds worden aangeduid als de borchlenen te Aspel. De Kemnade blijft enige tijd in deze familie totdat de achterkleinzoons Johan en Steven van Johan de Kemnade op een zeker moment hebben overgedragen aan Dirck van Baer. Deze Dirck is de Kemnade op onbekende wijze kwijtgeraakt aan Evert van Heeckeren, genaamd Ulft. In 1475 nam hertog Johan van Kleef Evert van Heeckeren de Kemnade af, aangezien Evert zich vijandig tegenover deze hertog had opgesteld. De hierbovengenoemde Johan en Steven van Kemnade verzochten de hertog van Kleef hen met de Kemnade te belenen. Dit mocht, mits zij de Kemnade zouden herbouwen en het tot een open huis voor de hertog zouden maken. Bovendien moesten zij Dirck van Baer schadeloos stellen, aangezien hij hun waarschijnlijk geld had geleend met het huis als onderpand. In 1482 werd er een regeling getroffen. Evert van Ulft werd eigenaar van de Kemnade terwijl Johan en Steven het huis voortaan zouden pachten. In 1517 droeg Johan van der Kemnade het huiso ver aan Agnes, dochter van Evert van Ulft. Zij trouwde met Reyner van Aeswyn en bracht het huis zo in dit geslacht. Toen Agnes, sinds 1521 weduwe, in 1543 overleed, liet zij haar beziting naar aan haar zoon Reynier van Aeswyn tot Gramsbergen. Zijn oudste zoon Reynier erfde de Kemnade. Het huis zou in handen blijven van het geslacht Van der Kemnade tot ongeveer 1670. In dat jaar namelijk werd Frederik Hendrik Bentinck beleend met de Kemnade, dat hij niet lang daarvoor van Antoinetta van Aeswyn had gekocht. Toen Frederik Hendrik in 1675 stierf, werd zijn zwager Willem Frans van Doetichem tot Rande met het goed beleend. Willem Frans van Doetichem vroeg zijn leenheer, de Pruisische koning, in 1709 toestemming om de Kemnade te mogen verkopen. Hij verkocht vervolgens zowel de Kemnade als de hof te Wijnbergen aan Allard Schimmelpenninck. Deze werd er in 1711 mee beleend. In 1728 verkochten Allards dochters en zijn schoonzoon de Kemnade aan Anthon de Lalane de Duthay en zijn echtgenote Gerhardina van Bronkhorst. Diens zoon Claidius Henricus verkocht de Kemnade en Wijnbergen in 1740 aan Ludolph Hendrik Borchard Silvius van Heeckeren. In 1750 verlegde deze Ludolph van Heeckeren het recht van havezate van van Waliën op de Kemnade. In 1806 werd de Kemnade verkocht aan vice-admiraal Carel Hendrik Verhuell, een medestander van Napoleon. Door zijn pro-Franse houding kon hij na de val van Napoleon niet in Nederland blijven. Hij week uit naar Parijs, terwijl zijn vrouw Maria Johanna de Bruyn achterbleef op de Kemnade. Haar erfgenamen verkochten het goed in 1860 publiekelijk. Jacobus Albrecht Insinger kocht de Kemnade. Hij liet het bouwvallige kasteel in 1862 afbreken, met uitzondering van de toren. In 1889 verkocht het goed aan P.J. Landry, die een schuur liet bouwen op de kelders van het kasteel. In 1920 verkocht hij het op zijn beurt weer aan C. Misset. Van 1952 tot 1955 is de heer W. Sax de eigenaar van het complex. Hij verkocht het goed aan de huidige bezitter jonkheer mr. Johan Anthony Beelaerts van Blokland.
  • Afmetingen

  • Oudste vermelding

    • Datum: 1418 Bron: De oudste vermelding van de Kemnade dateert uit 1418 (Stenvert, Kolman, Broekhoven en Olde Meierink, 2000, p. 119).
  • Functie

    • woning
  • Synoniemen

    • kemmenade / wijnbergen
  • Etymologie

    • Het kasteel is genoemd naar het geslacht Van Kemnade. Waarschijnlijk is de naam 'Kemnade' afgeleid van het Latijnse woord 'caminus', dat 'stookplaats' of 'haard' betekent. In de Middeleeuwen was een 'caminata' een huis met een stookplaats en een schoorsteen.
  • Relevante links

  • Rijksmonument nummer

    • 526300
  • Literatuur

  • info wijnbergen, gemeentewapen doetinchem